Pieter Herman Magré – schuilnaam Bas – werd geboren in Den Haag op 9 december 1915. De oorlog wordt op op vroege leeftijd een harde werkelijkheid voor Pieter. Tijdens het Rotterdamse bombardement helpt hij gewonden over te brengen het St. Franciscus Gasthuis aan de Schiekade. En hij werkt, samen met zijn vrouw Jeanne, in de illegaliteit. Vermoedelijk gedreven vanuit een sterk rechtvaardigheidsgevoel sloot Pieter zich later aan bij de KP Rotterdam – een rol wat hem later fataal werd. Het werk van de KP Rotterdam beperkt zich niet alleen maar tot het buitmaken van distributiebonnen en sabotagewerk. Ook overvallen – waaronder die van het SD kantoor op 21 december 1944 – behoorden ook tot de ondergrondse activiteiten. De Duitsers komen Pieter, die inmiddels is opgeklommen tot Rotterdams Sectie commandant van de BS, echter op het spoor. Vlak voor zijn eindexamen wordt Pieter thuis op 7 februari 1945 opgepakt. Hij wordt overgebracht naar bureau Haagscheveer waar hij te horen krijgt een van “Todeskandidaten” te zijn. De aanslag op de beruchte SS’er Hermann Heinrich Pennings op 19 februari 1945 op de Coolsingel wordt uiteindelijk door de Duitsers aangegrepen zijn doodvonnis te voltrekken. Een dag later, nota bene op de geboortedag van zijn vroeg overleden zoon, wordt Pieter samen met negen anderen gefusilleerd. De lichamen blijven de hele dag op last van de bezetter liggen. Passanten worden gedwongen te kijken. “Deze 10 wegen illegal werk gearesteerde Personen zyn als vergelding wegen een Moordaanslag op een nederlandscheSS-man van de Sicherheitspolizei doodgeschoten.’’ staat er op het bijgezette bordje. Pieter werd 35 jaar.